In het vorige boekje werd de techniek van de opslag beschreven. Logischerwijze wordt deze keer de receptie-techniek beschreven, aangezien deze twee spelonderdelen altijd in verband staan met elkaar. Willen we immers tot een goede aanvalsopbouw kunnen komen, dan moeten we de opslag van de tegenpartij kunnen neutraliseren en streven naar een perfecte receptie om onze spelverdeler steeds in de meest ideale omstandigheden de aanvalspas te laten geven. Het doel van de receptie is steeds de bal perfect naar het net brengen !
Het overgrote deel van de recepties wordt onderhands gespeeld, maar niets belet de speler om de receptie ook bovenhands te laten uitvoeren. Beide technieken zullen hier aan bod komen. Ook de receptie op een sprongopslag komt aan bod, want deze vereist toch een andere techniek.
A. De onderhandse receptie
1) Uitgangshouding en startpositie vóór de opslag.
Nadat het punt werd verloren (en de tegenstrever dus aan de opslag is), is het zeer belangrijk dat de receptiespeler zo snel mogelijk op zijn positie in receptie gaat staan om de nodige informatie over de opslaggever te bekomen. Wie gaat er serveren ? Welke opslag zal er worden uitgevoerd: onderhands, float, jumpfloat, sprongopslag, is de opslag rechtdoor of diagonaal ? Zal de opslag diep of kort zijn ? Het vergaren van deze info duurt maar een aantal seconden, daarom is het van belang om snel de positie in te nemen en deze eventueel aan te passen. Bij een onderhands opslag bijvoorbeeld, kan de receptiespeler zijn positie aanpassen door al een stap naar voor te zetten. Bij een gewone bovenhandse opslag blijft de receptiespeler best centraal in het terrein staan. Bij een schuine opslag zet de receptiespeler zijn voeten al lichtjes in de richting van de opslaggever.
Verplaatsing
Zeer belangrijk bij de verplaatsing in receptie is om de balvlucht zeer snel in te schatten en onmiddellijk de verplaatsing in te zetten: zal de bal kort of diep vallen? Links of rechts van de speler ? Deze startsnelheid van de verplaatsing na het inschatten van de balvlucht, beslist vrijwel altijd over de meest gunstige positie ten opzichte van de bal.
Uiteraard past de speler zijn verplaatsing aan volgens de balbaan:
We typeren 3 soorten verplaatsingen, namelijk de side-steps, de shuffle en de loopverplaatsing.
- Side-steps: verplaatsen door zijwaartse bijtrekpassen
- Shuffle achterwaarts: 1 voet staat voor de andere. De verplaatsing gebeurt door het afduwen op de voorste voet. De voorste voet ‘schuift’ als het ware over de grond.
- Shuffle voorwaarts: Vergelijkbaar met de voorwaartse shuffle, maar de verplaatsing gebeurt door het afduwen op de achterste voet/
- De loopverplaatsing: de speler loopt voorwaarts naar de bal.
Absoluut belangrijk is, dat na iedere verplaatsing de speler steeds met de voeten (of met de schouders, indien het niet meer mogelijk is om de voeten juist gepositioneerd te krijgen) te wijzen naar het midden van het net ! Na de verplaatsing stopt de speler alvorens hij de bal speelt !
a) Vrijwel alle zijwaartse verplaatsingen worden uitgevoerd met sidesteps, waarbij steeds frontaliteit wordt gecreëerd met de voeten
b) de verplaatsingen schuinvoorwaarts (naar de zijlijn toe) met shuffle
c) schuinvoorwaarts in het veld: met loopverplaatsing
d) schuin achterwaarts: shuffle (bal wordt naast het lichaam gespeeld)
3) Het balcontact
Op het moment dat de speler de bal raakt, moet deze rekening houden met de volgende zaken wat betreft schouders en armen en wat betreft de benen en voeten:
– Breed vlak van de voorarmen: de armen maximaal naar buiten draaien (rug van de handen wijst naar de grond) en de ellebogen zo dicht mogelijk tegen mekaar. Er is ook een lichte overstrekking van de ellebogen (duimen wijzen naar beneden).
– De handgreep is ondergeschikt aan het speelvlak. Toch moet er in de aanleerfase gevraagd worden om de rechterhand op de linker te leggen en de duimen bij mekaar te brengen.
– Om de bal frontaal te kunnen spelen is het van belang om de schouderlijn bij het bal contact tegenover het doel te brengen. De armen (en schouders) zijn maximaal voorwaarts gericht. Bij ballen die links of rechts van het lichaam komen, kan dus een zekere frontaliteit gevormd worden met de schouders door een schouderkanteling (de schouders worden naar links of naar rechts geduwd, met de buitenste schouder steeds vooraan en de binnenste schouder naar beneden).
– De hoek tussen de schouders en de armen blijft steeds dezelfde, ook bij het spelen van de bal (zoniet wordt er geslaan met de armen). De bal wordt geduwd vanuit een actieve beweging vanuit de knieën, waarbij de balans zich op de voorvoeten bevindt.
– De armen worden pas samengebracht na de verplaatsing en vlak voor het spelen van de bal. Tijdens de verplaatsing zijn de armen lichtjes gebogen en ontspannen voor het lichaam.
– Vlak voor de bal wordt gerecepteerd buigt de speler door de benen. Op het moment dat de bal wordt geraakt volgt een strekbeweging van de benen waarbij het zwaartepunt van het lichaam vooropwaarts wordt gebracht (het lichaamsgewicht komt meer op de voetpunten, waardoor de bal voorwaarts naar het net wordt gestuurd.
B. Receptie op een sprongopslag
De receptie op een sprongopslag is vergelijkbaar met het verdedigen van een aanval. Het zwaartepunt van het lichaam wordt hier, in tegenstelling tot bij de receptie op float-opslag, meer naar achteren gebracht (naar de hielen). De voeten staan ook in een bredere split dan bij een normale receptie. De armen zijn hier niet in een overstrekking maar lichtjes gebogen.
C. Bovenhandse receptie
Bij een bovenhandse receptie kan de speler al korter in het terrein gaan staan, om zo de bal sneller in de balvlucht te raken. De bal bovenhands recepteren vereist een zekere durf, omdat sommige opslagen vrij hard kunnen zijn. Het is dus zeer belangrijk om een goede spanning te vormen in alle vingers en deze goed gespreid te houden ! Zeer vaak wordt de bal lichtjes gedragen bij een bovenhandse receptie, waarbij de bal niet met gestrekte armen boven het wordt getoetst maar eerder vlak boven het voorhoofd. Op dit moment echter werd door de internationale volleybalbond beslist dat de bovenhandse receptie zeer zuiver moet worden gespeeld, zoniet wordt dit afgefloten als een technische fout (‘draagbal’).
Mario Trochs